Gelezen: Martin ten Cate, ‘WAAR BLIJFT MIJN PENSIOEN? – HOE ONS PENSIOENSTELSEL UW PENSIOEN ONDERMIJNT’, 2019

Het nieuwe boek van Martin ten Cate is belangwekkend. Het is soepel geschreven en het leest daardoor makkelijk. Sommige punten vindt de auteur kennelijk zo belangrijk dat hij ze nogal eens herhaalt. Dat neemt niet weg dat dit boek meer aandacht verdient dan het heeft gehad. Ten Cate laat op overtuigende wijze zien dat ons pensioenstelsel vanuit macro-economisch perspectief veel minder superieur is dan we vaak denken. Ik zeg wel eens dat we ons in de tweede pijler ‘arm rekenen’. Ten Cate gaat feitelijk nog een stap verder: we maken ons zelf ook armer dan nodig is, is zijn visie. Het pensioenstelsel dwingt tot inmiddels absurde besparingen die dynamiek uit onze economie halen.

Ten Cate stelt voor het kapitaaldekkingsstelsel in de tweede pijler te vervangen door het omslagprincipe. Hij rekent voor dat dat makkelijk kan. Er ontstaat dan een stelsel dat goed houdbaar is en niet de problemen en discussiepunten oplevert waarmee we onder ons huidige stelsel bekend zijn geraakt. Martin ten Cate heeft gelijk.

In zo’n boekje kun je natuurlijk niet alle ins en outs van een heel ander stelsel uitwerken. Vooral de overgang van het ene naar het andere stelsel zal de nodige discussie opleveren. Toch is het niet waarschijnlijk dat Martin ten Cate binnen afzienbare tijd zijn zin krijgt. Gevestigde belangen, tunnelvisie en kortzichtigheid staan dat in de weg. Dat is ontzettend jammer voor ons land, en dan vooral voor onze kinderen, kleinkinderen en wie er daarna nog komen. Lees dit boek!

Toen ik vroeg in mijn loopbaan als bankeconoom (midden jaren tachtig) regelmatig in Duitsland kwam, verbaasde ik mij over een duidelijk verschil met Nederland. Ik wist dat het inkomen per hoofd in beide landen vergelijkbaar was, maar ik zag dat mijn Duitse collega’s grotere, mooiere en nieuwere auto’s reden dan ik, dat ze in stevigere huizen woonden, ze hadden duurdere meubels en droegen duurdere kleren. Ook konden ze meer aan vakanties uitgeven. Ik kon maar niet begrijpen hoe dat kon.

Jaren later heb ik geconcludeerd dat het moet hebben gelegen aan een verschillend pensioenstelsel. In de jaren tachtig was ik mij trouwens helemaal niet bewust van verschillen in pensioenstelsels. Ik wist niet beter dan dat iedereen in de wereld het had georganiseerd zoals wij. Dat is niet zo. Wij sparen stevig voor ons pensioen. Ook toen al. De Duitsers niet waardoor die meer over hadden voor consumptie nu (of beter, toen). Of mijn conclusie juist was dat wij een lagere levensstandaard hadden dan onze Oosterburen door het grote verschil in pensioenstelsel, weet ik nog steeds niet, maar ik denk het wel.

In een omslagstelsel laat je mensen net zoveel premies betalen als nodig is om de betalingen te verrichten. Bij kapitaaldekking zul je jarenlang kapitaal moeten opbouwen. Je onttrekt dan jarenlang meer koopkracht aan de economie dan je er weer in laat terugkeren door de pensioenbetalingen. Nog altijd overtreffen de premiebetalingen in de tweede pijler de jaarlijkse uitkeringen (in 2017 ca 2,5 mrd euro, in de jaren tachtig zal het veel meer zijn geweest). Als de pensioenpremies die niet worden uitgekeerd hun weg terug vinden in de economie door investeringen, is er niets aan de hand, dan blijven de totale bestedingen op peil. Maar als je besparingen naar het buitenland overhevelt, onttrek je koopkracht en daarmee dynamiek. Je krijgt dan te maken met overschotten op de lopende rekening van de betalingsbalans. En die hebben we inmiddels: ons jaarlijks externe overschot bedraag al enige tijd 10% BBP. We verbruiken maar 90% van wat we produceren. Wat een waanzin (zeg ik, met Martin ten Cate, al speelt hier meer dan ons pensioenstelsel).

Martin ten Cate is een oud-collega (ik mag Martin zeggen en doe dat vanaf hier dan ook) en al jaren spreek ik af en toe met hem over pensioenen. We zitten fundamenteel op dezelfde lijn. Dat is niet de lijn van de ‘gevestigde orde’. Terwijl ik af en toe een column schrijf (zie bijvoorbeeld het FD van 3 september 2019: https://fd.nl/opinie/1315397/omslagprincipe-kan-het-pensioenstelsel-redden) en in discussies wat cynische opmerkingen plaats, heeft Martin zich ontpopt als a man with a mission. In 2015 publiceerde hij zijn eerste boek, ‘Een rijk land moet rijk leven’. Vorig jaar volgde het boek dat ik hier bespreek, ‘Waar blijft mijn pensioen?’

Wat micro-economisch logisch is, is dat niet altijd ook macro-economisch

Pensioen is een moeilijk onderwerp. Wat juist, logisch en wenselijk lijkt op individueel niveau (micro) is bij pensioen niet zo logisch, wenselijk en juist is voor ons allemaal bij elkaar (macro). Een individu kan sparen voor de toekomst. Maar de samenleving als geheel kan dat niet. In een gesloten economie zijn inkomen, productie en totale bestedingen in een bepaalde periode per definitie aan elkaar gelijk. Martin ten Cate maakt dit punt met grote regelmaat in zijn boek. Ik wist dat al wel, dus voor mij was die herhaling niet nodig, maar de meeste mensen, ook onthutsend veel economen, wisten dit kennelijk niet. Dus is het goed dat Martin erop hamert.

Omdat een samenleving als geheel niet kan sparen voor de toekomst is er fundamenteel iets mis met kapitaaldekking als leidend beginsel voor een pensioensysteem. Martin stelt in zijn boek daarom voor dat we over moeten stappen naar een omslagstelsel. Ik ben het met hem eens, al zijn mijn argumenten niet helemaal dezelfde als die van hem.

Martin heeft gelijk dat een gesloten systeem niet kan sparen voor de toekomst. Maar de Nederlandse economie is geen gesloten systeem. Als wij met ons allen sparen voor onze toekomst, kunnen we vermogenstitels in het buitenland kopen. Hierop antwoordt Martin dat het systeem het niet kan werken als alle landen doen wat wij doen. Daarin heeft hij opnieuw volledig gelijk. Voor mij is dat echter geen doorslaggevende reden op te houden met ons stelsel. Ik ben wel eens door de politie aangehouden voor een kleine verkeersovertreding (ik reed een eenrichtingsstraat in van de verkeerde kant over een afstand van, pak ‘m beet, 50 meter terwijl er geen ander verkeer was). Ik voerde aan dat het toch niet zo erg was waarop de agent tegenwierp dat het een chaos zou worden als iedereen het deed. Maar mijn punt was nu juist dat niet iedereen het deed, ik was de enige… Martin voert dan aan dat wij een gidsland willen zijn en dus niet het verkeerde voorbeeld moeten geven. ‘…ons pensioenstelsel is in strijd met de manier waarop wij als land in de wereld willen staan’ (p. 195). Iedereen mag daar een eigen oordeel over vellen.

Momenteel is de rente heel laag, op nogal wat schuldpapier is de rente zelfs negatief. Om de dekkingsgraden van onze pensioenfondsen tegen het risico van nog lagere rente in te dekken, wordt dit soort papier toch vrolijk in portefeuille gehouden bij pensioenfondsen. Ik ben een paar jaar verwijderd van mijn pensioen, voor mij maakt het niet veel uit. Maar mijn kinderen zitten in een dure fase van het leven. Jonge gezinnen, nieuw aangekochte huizen, nog in een vroege fase van hun loopbaan, etc. Ze worden gedwongen een fors deel van hun inkomen in hun pensioenfonds te storten dat vervolgens deels met een negatief effectief rendement wordt belegd. Dat spaargeld gaat gegarandeerd een verlies opleveren. In mijn ogen waanzin en voldoende reden naar een ander stelsel uit te zien. Martin behandelt dit punt ook wel in hoofdstuk 2 waar hij over de Aaron-conditie spreekt. Van mij had hij het steviger mogen aanzetten.

In internationale vergelijkingen komt ons pensioenstelsel steevast in de absolute top. Martin haalt het bekende jaarlijkse rapport aan van Melbourne Mercer. In de versie van 2019 staan we weer keurig bovenaan. Terecht oordeelt Martin hierover dat de benadering van Melbourne Mercer puur micro is en niet kijkt naar de macro omgeving.

Verschil kapitaaldekking en omslagstelsel minder fundamenteel dan je zou denken

Een zeer belangrijk punt dat Martin maakt, is dat het verschil tussen kapitaaldekking en omslag minder groot is dan je zou denken. Iemand die spaart voor de toekomst, zoals we dus in ons pensioenstelsel in de tweede pijler doen, is natuurlijk niet geïnteresseerd in dat geld op zich. Hij/zij wil beschikken over koopkracht in de toekomst. Of eigenlijk, we willen gewoon over goederen en diensten beschikken als we geen inkomen uit arbeid meer hebben. ‘Heel simpel gesteld wordt in het kapitaaldekkingsstelsel gespaard om later daadwerkelijk uit dat potje met gespaard vermogen het pensioeninkomen te halen. Hierbij lijkt het alsof je niet van anderen afhankelijk bent. Toch is dat schijn, want dat potje is geen potje met geld, maar een potje met aanspraken in de vorm van vermogenstitels. En je moet nog maar afwachten hoe de waarde van dat potje met vermogenstitels zich ontwikkelt. Nog steeds zal het werkende deel van de bevolking moeten werken om die aanspraken om te zetten in geld dat aan gepensioneerden uitgekeerd moet worden’ (p 195, 196). Nog simpeler gezegd, het pensioenstelsel moet ervoor zorgen dat een deel van de productie door gepensioneerden geconsumeerd kan worden, ongeacht of je het organiseert via kapitaaldekking of omslag.

We zijn in Nederland een kleine tien jaar in gesprek geweest over hervorming van het stelsel. Dat heeft geleid tot een akkoord dat vorig jaar is gesloten maar dat op diverse punten nog moet worden uitgewerkt. Wie het akkoord beziet, vraagt zich af waarom we daar nou tien jaar voor nodig hadden. Ik denk dat Martin gelijk heeft als hij stelt dat een deel van de problemen die in het akkoord worden aangepakt schijnproblemen zijn. Zo moet de doorsneepremie worden afgeschaft. Dat is geen sinecure want het is technisch ingewikkeld en er moet een enorme hoeveelheid geld bij om het voor iedereen draagbaar te houden. De reden dat de doorsneepremie op de helling moet, is dat het oneerlijk is voor jongere generaties. Persoonlijk zou ik zeggen dat iedereen tijdens zijn leven successievelijk tot verschillende generaties behoort en dat er dus niet echt een probleem is. Martin merkt droog op dat hij nog nooit gemerkt heeft dat er een generatieconflict is. Ik denk dat hij gelijk heeft.

PensioenPlus

Martin doet een voorstel om ons pensioenstelsel vergaand te veranderen. Weg met de kapitaaldekking, introduceer het omslagprincipe. Ik kan het plaatje op p. 113 aanbevelen. Dat overzicht van pensioengeldstromen laat mooi zien wat we nu doen. Het voorstel voor een nieuw stelsel volgt in hoofdstuk 4 vanaf p. 129. Hier rekent Martin voor dat een pensioenpremie van 25% gelet op demografische projecties genoeg is om een omslagstelsel houdbaar te maken. Helmaal waar is dat eigenlijk niet. Het plaatje op p.144 laat zien dat er jaren zijn waarin de demografische verhoudingen te ongunstig worden om met een premie van 25% alle te voorziene betalingen in die jaren te verrichten. Maar die periode is eindig en redelijk voorspelbaar. Martin schat op basis van CBS cijfers dat we in die jaren, die nu nog een kleine 20 jaar in de toekomst liggen, een totaal bedrag van ca 130 mrd euro tekort zullen komen. Niet per jaar, maar cumulatief. Dat is een gering bedrag want onze totale pensioenpot in de tweede pijler bedraagt momenteel meer dan het tienvoudige. Dus we kunnen dan wel even op die pot interen.

Er is nog een ‘kers op de taart’. Die pensioenpot hebben we nu eenmaal. Die genereert inkomen. Martin rekent voor dat er een jaarlijkse vrijval optreedt van ca 24 mrd. Hij stelt voor die hoofdelijk te verdelen. Dat is 1440 euro per persoon per jaar, een enorme koopkrachtverbetering. Een gezin met twee kinderen gaat er bijna 6000 euro op vooruit, netto. Het nadeel van dit geweldige bedrag is dat het haast te mooi klinkt om waar te zijn en dat velen het om die reden niet zullen geloven. Wat het echter vooral laat zien, is hoezeer we ons niet alleen arm rekenen maar hoezeer we feitelijk ook onder onze stand leven. Wel stapt Martin wat makkelijk over het feit heen dat die pensioenpot nu eigendom is van de leden en dat die hele pot feitelijk moet worden genationaliseerd (Martin gebruikt die term niet) in zijn voorstel (p.150).

Waarom Martin zijn zin niet krijgt (en ik dus evenmin). Helaas!

Op 30 september 2019 presenteerde Martin zijn boek op Nyenrode bij de alumnidag van pensioencursisten. Ik was erbij. Hij deed het geweldig. Minister Koolmees van SZW gaf antwoord. Verder waren er sprekers en panelleden vanuit de sector. Degenen die reageerden op het boek van Martin waren vriendelijk, maar mijn indruk is toch wel dat de gevestigde orde een dergelijk fundamentele ommezwaai nooit zal omarmen. Het is te bedreigend voor de eigen belangen. Eigenlijk vond ik de reactie van de minister en vanuit de sector beschamend. Er werd niet ingegaan op de denkwijze van Martin. Zonder solide argumentatie en onder herhaling van het samenvatten van het huidige stelsel werden Martin’s voorstellen bij het grof vuil gezet. Ze verdienen veel beter en ik kan alleen maar zeggen dat het ontzettend jammer is dat mensen niet bereid blijken buiten de eigen box te denken. Martin en ik zullen echter doorgaan met het uitdragen van onze mening.

Nog zomaar een idee over erfbelasting

Wat ik nu ga opschrijven, heeft niets te maken met het boek van Martin, maar tijdens het lezen, kwam deze gedachte in mij op.

Ik vind de erfbelasting een zeer onrechtvaardige belasting. Veel economen propageren het omdat het het economisch proces niet frustreert en Piketty en zijn volgens menen dat het een effectief wapen is tegen ongelijkheid. Waarom vind ik het dan rechtvaardig? Stel ik heb hetzelfde inkomen als mijn buurman. Hij maakt het allemaal op. Ik spaar. Boven zekere bedragen ga ik over mijn spaargeld waar al inkomstenbelasting is betaald ook nog inkomstenbelasting in box3 betalen. Mijn buurman betaalt dat niet. En als ik het geld aan het einde van mijn leven wil doorgeven aan mijn nageslacht, of wie dan ook, wordt er opnieuw belasting geheven. Ok die belasting ontloopt mijn buurman.

Wat heeft dat nu met pensioenen te maken?

Voor de betaalbaarheid van ons pensioenstelsel is het fijn dat sommige mensen jong sterven. Die mensen dragen zolang ze werken pensioenpremie af aan de AOW en ook in de tweede pijler als ze daaraan deelnemen, maar als ze, bijvoorbeeld, op hun pensioenleeftijd overlijden, vervallen hun rechten (afgezien van nabestaande-pensioen dat zich beperkt tot minderjarige kinderen en levenspartners). Eigenlijk is dat dus een erfbelastingtarief van 100%. Is er tegen die achtergrond niet iets voor te zeggen de tarieven in de feitelijke erfbelasting leeftijdsafhankelijk te maken? Nabestaanden van mensen die jong overlijden, hoeven dan minder erfbelasting te betalen dan de erfgenamen van mensen die veel ouder worden. Doordat hun pensioenrechten vervallen dragen mensen die jong overlijden financieel al genoeg bij aan de gemeenschap.