Verlenging lockdowns geeft faillissement-virus vrij spel

  • Ik ben bang dat de economische schade progressief toeneemt met de duur van de restricties
  • Ondernemersvertrouwen in de eurozone zakt naar ongekend niveau
  • In de VS blijft het ondernemersvertrouwen in april wat beter dan in Europa, maar de VS ‘loopt wat achter’
  • Opvallend mooie cijfers in Taiwan en Singapore onvoldoende basis voor optimisme

Als je alle belangrijke economieën deels op slot gooit, is het voorspelbaar dat de bedrijvigheid fors daalt. Zelden was het makkelijker een recessie te voorspellen, ofschoon Wopke Hoekstra en Klaas Knot in maart daarover nog een slag om de arm hielden. Waar het nu om gaat is hoe het herstel er uit gaat zien en wanneer het komt.

Een cruciale vraag daarbij is hoe de blijvende schade die wordt veroorzaakt zich ontwikkelt naarmate de lockdowns langer duren. Neemt die schade dan evenredig toe, neemt die in intensiteit juist af of ontwikkelt de schade zich juist progressief? We hebben er geen ervaring mee, dus het is voorlopig speculeren. Ik ben doorgaans niet pessimistisch, maar in dit geval ben ik toch bang dat de blijvende schade zich progressief door de tijd ontwikkelt als de lockdowns van kracht blijven.

De economie is een geheel van supply chains. En elke ketting is zo sterk als de zwakste schakel. Als er een schakel door faillissement verdwijnt, richt dat schade aan de hele ketting aan en dus aan andere schakels. Bedrijven in die ketting maken ook weer deel uit van andere kettingen die dan dus ook verzwakken. Zo verspreidt het ‘faillissement virus’ zich door de economie. Om in termen van virologen te spreken: de R0 van faillissementen ligt, denk ik, boven 1,0. Exponentiële groei is het resultaat, niet van de economie, maar van de faillissementen en dus van de blijvende schade.

De overheidsmaatregelen gericht op het steunen van inkomens, banen en bedrijven moet je zien als een poging die R0 naar beneden te drukken, maar ik ben bang dat de effecten daarvan afnemen naarmate er meer tijd verstrijkt. Het is daarom voor de economie een enorme klap dat de regering heeft besloten nagenoeg alle restricities op het normale leven met een maand te verlengen.

Hou me ten goede, ik ben dolblij dat ik de afweging tussen gezondheidsrisico’s en economische risico’s niet hoef te maken. Mijn taak is slechts iets over de economie te zeggen.

Ondernemersvertrouwen stort in

Om iets over de toekomst te zeggen, moet je wel eerst weten van waar je vertrekt. Het is moeilijk om over dat vertrekpunt erg positief te zijn. Deze week werden diverse indices gepubliceerd over het ondernemersvertrouwen in april, al waren het in de meeste gevallen voorlopige cijfers. Dergelijke indices geven een heel goede indicatie van het conjunctuurverloop. Wat werd gepubliceerd was ronduit deprimerend. De zogeheten PMI van de industrie in de eurozone had zich in maart nog opvallend redelijk gehandhaafd en kwam toen uit op 44,5. Bedenk dat alles beneden 50 suggereert dat de sector krimpt, dus geweldig was het niet, maar wel veel beter dan de schokkende 26,4 van de dienstensector. Eigenlijk komen deze cijfers zelden of nooit buiten de band van 40-60. De aprilcijfers waren nogal ‘sobering’. Voor de dienstensector kwam het uit op een nauwelijks te bevatten 11,7 en voor de industrie op 33,6.

Dit zijn niet eerder waargenomen ontwikkelingen en het werpt de vraag op hoe dit te interpreteren. ‘What goes up must come down’ en vice versa. Deze indices zijn zogeheten diffusie indices. IHS Markit enquêteert elke maand een groot aantal ondernemers door ze diverse vragen te stellen over hun omzet, productie, orders etc. De vragen luiden in termen van meer of minder dan de maand ervoor. Het cijfer dat resulteert, is het verschil tussen positieve en negatieve antwoorden. Vervolgens wordt het uitgedrukt op een schaal van 0 tot 100.

Nu staat de indictor voor de dienstensector dus op 11,7. Om in mei ook op dit niveau uit te komen, moet een vergelijkbaar aantal bedrijven dan zeggen dat het dan nog weer slechter is gegaan. Maar veel bedrijven hebben hun deuren al gedwongen gesloten. Hoeveel slechter kan het dan gaan? De kans dat de meicijfers er beter uit zien, is groot, lijkt me. Maar daarmee is het einde van de ellende nog niet in zicht. In China veerden de aprilcijfers behoorlijk terug, zelfs tot iets boven 50 in het geval van de dienstensector. Dat klinkt dan positief, maar het betekent dat slechts een kleine meerderheid van ondernemers heeft gezegd dat het in april beter ging dan in maart. En in maart was het heel slecht, dus april was in de Chinese dienstensector ‘iets beter dan heel slecht’. Na een duikeling zoals we nu zien bij die PMIs moet je echt terugveren tot ver boven 50 om er zeker van te zijn dat de bedrijvigheid weer dichtbij het oude niveau komt. Dat is in China dus nog niet het geval en bij ons helemaal niet natuurlijk.

Een andere indicator van het ondernemersvertrouwen in Europa is de Duitse Ifo-index. Deze heeft een lange historie. In deze index wordt een onderscheid gemaakt tussen een beoordeling van de huidige situatie en de verwachtingen. Economen kijken bij voorkeur naar die verwachtingen-component omdat die iets meer voorspellende waarde heeft. In februari kwan die reeks uit op 93,1, waarna in maart een daling volgde tot 79,7. In april werd de daling voortgezet tot 69,4. Dat was de laagste waarde ooit gemeten, nadat die in maart ook al dat predikaat had verdiend. De boodschap lijkt mij ‘het kan altijd nog slechter’, al is het denkbaar dat Duitse ondernemers zich in deze moeilijke tijd toch ietwat hebben laten leiden door emotie. Inmiddels gaat de Duitse economie weer geleidelijk open, met de nadruk op ‘geleidelijk’. Het gaat maanden duren voordat het normale economische leven weer terug is. De Duitse regering heeft overigens een verdere EUR 10 miljard ter beschikking gesteld om de blijvende schade te beperken, of, zoals virologen het dus zouden zeggen, om de R0 van het faillissement-virus naar beneden te drukken.

Amerika niet veel beter

De vergelijkbare indices over het ondernemersvertrouwen in de VS waren iets, maar niet zo heel veel beter. En daarbij dient bedacht te worden dat de VS iets later in hun versie van lockdown zijn gegaan. De PMI voor de dienstensector daalde in de VS van 39.8 in maart tot 27,4 in april. Die voor de industrie ging van 48,5 naar 36,9. Het is duidelijk dat, net zoals elders, de dienstensector harder geraakt wordt dan de industrie, maar dat de industrie inmiddels toch ook zeer gevoelige klappen krijgt.

De nieuwe aanvragen voor werkloosheidsuitkeringen  in de VS zijn al weken zeer hoog. In de laatste week waarover is gerapporteerd, bedroeg het aantal 4,4 miljoen. Dat is lager dan in de vier voorgaande weken, maar inmiddels zijn ongeveer 26,4 miljoen mensen hun baar kwijt, zij het dat het overgrote merendeel vooralsnog op tijdelijke basis. Niettemin, 26,4 miljoen is toch bijna 17% van alle banen voordat de crisis toesloeg.

De huizenmarkt krijgt ook een gevoelige klap, niet onverwacht. In maart daalde de verkoop van nieuwbouwwoningen met 15% ten opzichte van februari. Bedenk dat de VS eigenlijk pas laat in maart in lockdown is gegaan. De cijfers over april zullen niet fraai zijn.

Een paar weken geleden refereerde ik aan een nieuwe index die de New York Fed heeft ontwikkeld om op weekbasis een indicatie te geven van het tempo van economische groei. Het meest recente plaatje laat zien dat de krimp in intensiteit toeneemt.

Een paar opvallend goede cijfers in Azië

Mijn oog viel deze week op een paar opmerkelijk goede economische cijfers in Azië. Zo lag de industriële productie in Taiwan in maart 10,4% hoger dan een jaar eerder, na een stijging van 20,7% in februari. Zou het een teken zijn dat de economieën in de regio zich snel herstellen? De cijfers zijn helaas te volatiel om die conclusie te trekken. Basiseffecten lijken de cijfers in februari en maart te helpen. Vervolgens viel mijn oog op cijfers in Singapore. Natuurlijk, dat is een relatief kleine economie, maar zeer veerkrachtig en open. Als je de pols van de regionale economie wilt nemen, kun je goed naar Singapore kijken. De industriële productie steeg er in maart met 21,7% ten opzichte van februari. Deels kwam dat wel doordat februari heel slecht was geweest (-22,1%). Maar de vergelijking met een jaar eerder ziet er ook geweldig uit: +16,5%. Ik dacht, ‘daar moet ik meer van weten’, dus ben ik wat gaan grasduinen in het persbericht. Wat ik daar vond, was interessant. De forse stijging van de productie in Singapore komt nagenoeg volledig door ‘biomedical engineering’, waar de jaar-op-jaar productiestijging 91,4% bedroeg. Singapore heeft zeer goede gezondheidszorg en het is al jaren beleid om van het land een soort hub te maken in deze sector. Grappig om te zien dat het beleid vruchten afwerpt in deze crisis. De conclusie is natuurlijk wel dat de mooie productiecijfers in Singapore nog niets zeggen over onderliggend herstel van de brede regional conjunctuur.