De ‘olifant in de kamer’ van het eurovraagstuk

Dit is de titel van mijn nieuwste column op investmentofficer.nl

Er komen nieuwe regels voor de overheidsfinanciën voor eurolanden. De Europese Commissie heeft voorstellen gedaan.

Misschien moet er een heel andere vraag worden gesteld.

Je vindt de column HIER.

Maar voor het gemak volgt hier de volledige tekst.

De ‘olifant in de kamer’ van het eurovraagstuk

Toen de euro kwam, zijn begrotingsregels afgesproken voor deelnemende landen. Budgettekorten moeten onder 3% BBP blijven en de overheidsschuld onder 60% BBP. In de pandemie is dat Stabiliteits- en Groeipact tijdelijk buiten werking gesteld, maar volgend jaar gaan er weer regels gelden. Aangezien er onvrede is over de bestaande regels gaan die nu fundamenteel op de schop.

Ik kan één ding alvast verklappen: het wordt er niet simpeler op. In diverse media lees ik over de voorstellen van de Europese Commissie, maar het beklijft niet echt.

Wat bij mij wel blijft hangen is dat landen meer tijd krijgen om hun schuldpositie op orde te brengen, dat ze meer zeggenschap krijgen over hoe ze dat gaan bereiken en dat er een speciale, vriendelijker behandeling komt voor landen die extra prestaties op het gebied van duurzaamheid leveren. Vervolgens lees ik dat Duitsland zich tegen de voorstellen verzet, en dat wij niet met de Duitsers optrekken.

Als ik naar de schuldcijfers kijkt valt mij op dat het merendeel van de eurolanden de maximale schuld van 60% BBP overtreft. Wij zijn verreweg de grootste economie onder de landen die voldoen aan de regels. De Baltische staten, Luxemburg en Ierland zijn de andere.

Er zijn EU-landen die bewust vasthouden aan hun nationale munt. Bijna al die landen hebben een overheidsschuld die lager, vaak zelfs ruimschoots lager is dan 60% BBP. Zo lijkt het erop dat lidmaatschap van de euro eerder aanzet tot het overtreden van de regels dan dat het stimuleert om zich eraan te houden. Zou dat te maken kunnen hebben met ‘perverse prikkels’?

Dit staat natuurlijk even los van de vraag naar het belang en de economische relevantie van het schuldcriterium. Als je een regel hebt die niet wordt gehandhaafd, kun je die misschien beter ombouwen naar iets dat erop lijkt en wel kan worden gehandhaafd, maar dat terzijde.

Italië is het grootste land dat wel heel fors boven de 60%-norm zit. Onder de voorgestelde nieuwe regels krijgt ook Italië meer tijd om de schuld op orde te brengen. Tja, hoeveel tijd heb je nodig? Het onderstaande plaatje laat zien dat het land sinds de start van de euro in 1999 nog nooit zelfs maar in de buurt is gekomen van die limiet. En zelden of nooit wist het land zijn schuldratio significant te drukken, afgezien van de recente periode waarin de inflatie te hulp schoot.

Bron: Macrobond

Het probleem van Italië zit niet primair in de overheidsfinanciën maar in het feit dat die economie maar niet wil groeien. In de eerste jaren van de euro ging het nog wel. Van 1999 tot 2008 groeide de Italiaanse economie nog met zo’n 1,5% gemiddeld per jaar. Daarna is de economie per saldo gestagneerd. In het eerste kwartaal dit jaar lag het reële BBP zelfs 3% lager dan in het eerste kwartaal in 2008. Over de gehele europeriode is de Italiaanse economie gemiddeld met minder dan 0,5% per jaar gegroeid. Onze economie heeft zich evenmin spectaculair ontwikkeld, maar met een gemiddelde groei van ca. 1,5% toch een stuk beter.

Bron: Macrobond

Terwijl in Brussel en andere Europese hoofdsteden wordt gesteggeld over nieuwe begrotingsregels is er nadrukkelijk een ‘elephant in the room’: is de euro eigenlijk wel houdbaar? Mijn goede vriend Wim Boonstra heeft er eerder dit jaar op economenplatform Me Judice een helder exposé over geschreven: HIER. Hij betoogt dat het opbreken van de euro grote turbulentie en economische schade zal opleveren, zelfs meer voor sterke dan voor zwakke landen. Daar heeft hij ongetwijfeld gelijk in. Of het voldoende reden is om de discussie überhaupt niet aan te gaan, is wel de vraag.