Dit is de titel van mijn nieuwste column op de websites van investment officer (HIER) en BNR (HIER).
Voor het gemak is hier de volledige tekst.
Het herstel van de Europese economie lijkt volledig tot stilstand te komen. Volgens voorlopige cijfers van S&P Global is de inkoopmanagersindex voor de eurozone in juli voor de tweede maand op rij gedaald. Er werd een niveau bereikt van 50,1. Dat is nog maar net boven de cruciale 50, het omslagpunt tussen groei en krimp.
Dat cijfer was een grote teleurstelling. In de eerste vijf maanden van het jaar was de index juist gestegen. Die stijging paste bij het narratief. Een verbetering van de koopkracht steunt dit jaar de consumentenbestedingen en een verbetering van de wereldhandel moet de export helpen. Maar helaas lijkt het herstel alweer afgelopen voordat het goed en wel op gang was gekomen. Het narratief klopt kennelijk niet.
De industrie verkeert al een poos in zwaar weer. Met de dienstensector gaat het duidelijk beter maar de inkoopmanagersindex is ook daar nu al drie maanden op rij gedaald. Niet iets om vrolijk van te worden.
In Duitsland bevestigt de zogeheten Ifo-index, die het ondernemersvertrouwen meet, de magere cijfers van de inkoopmanagersindex. En ook de boodschap van de nieuwste wereldhandelsmonitor van het CPB is helder. De wereldhandel groeit in een laag tempo, maar Europa blijft fors achter. Al die slechte cijfers wijzen dus niet op een incident, maar eerder op een trend.
Vooral de Duitse industrie scoort ronduit beroerd. De inkoopmanagersindex voor die sector staat in juli op een zeer schamele 42,6. Zo’n niveau komt doorgaans slechts in recessies voor. In andere landen is de industrie evenmin sterk, maar niet zo zwak als in Duitsland.
Wanneer de conjunctuur zwakte vertoont, komt er al gauw een roep om expansief economisch beleid. In tegenstelling tot de meeste andere overheden kan de Duitse overheid zich budgettair nog zeker het een en ander veroorloven. Dus daar ligt enige ruimte; elders is die er niet. Ook op de roep om verdere, liefst snelle renteverlagingen door de ECB kunnen we wachten. De ECB zal vast niet rap te werk gaan, maar de rente ongetwijfeld verder verlagen.
Het is echter de vraag of expansief monetair en begrotingsbeleid de oplossing is. Het persbericht van S&P Global stelt terecht: “The elephant in the room is the various structural issues.” Er volgt dan een opsomming met het tekort aan arbeidskrachten, te lage investeringen in de infrastructuur, achterblijvende digitalisering bij onze oosterburen en de relatief hoge energieprijzen. Maar de meest significante factor is volgens het persbericht het verlies van marktaandeel dat de Duitse machine- en auto-industrie lijden, vooral aan Chinese concurrenten.
Het is niet moeilijk om zo’n lijstje van negatieve factoren samen te stellen. In welke mate genoemde factoren een rol spelen is moeilijker vast te stellen. Zou de steeds verdergaande regelgeving en de onzekerheid die dit voor de toekomst creëert, waardoor de bedrijfsinvesteringen geremd worden, ook niet een rol spelen? Het lijkt me wel.
Ik vrees dat ik een reputatie heb van scepsis over duurzaamheidsbeleid. Mogelijk ben ik dus bevooroordeeld, ik geef het toe. Maar wat mij opvalt, of je nou de radio aanzet of de krant leest, is dat duurzaamheidsinitiatieven domineren. Nederland, maar eigenlijk geldt dat voor de EU als geheel, heeft de uitgesproken ambitie om voorop te lopen met duurzaamheidsbeleid en doet dat ook.
Levert dat niet een hoop regelgeving op die onze concurrentiepositie ernstig schaadt? Enige ‘sense of urgency’ voor wat betreft onze conjuncturele ontwikkeling is totaal afwezig. Worden alle nieuwe regels en rapportageverplichtingen wel voldoende beoordeeld op doelmatigheid en hun invloed op het groeivermogen van onze economie?
De meest recente macrocijfers schetsen een uiterst zorgwekkend beeld van de Europese economie. Als er niets verandert stevenen we op de volgende recessie af. Het lijkt niemand te kunnen schelen, als we het maar duurzaam doen. De wal gaat het schip keren, vrees ik.