Autoriteiten handelen uitstekend bij teloorgang SVB

Dit is de titel van mijn nieuwste column op investmentofficer.nl

Je vindt de column HIER.

Voor het gemak is hier de volledige tekst.

De teloorgang van de Silicon Valley Bank (SVB) heeft de nodige emoties losgemaakt. SVB was geen ‘systeemrelevante bank’. Toch hebben de autoriteiten de regels rond het onderuitgaan van SVB op z’n zachtst gezegd opgerekt.

In de VS werkt het depositogarantiestelsel via een verzekering. Deposito’s kunnen tot USD 250.000 worden verzekerd bij de Federal Deposit Insurance Company (FDIC). Bij SVB was slechts zo’n 10% van de deposito’s verzekerd. Toen de depositohouders onraad roken, trokken ze massaal hun geld weg bij SVB, wat het einde van die bank inluidde.

Door de onzekerheid vroegen depositohouders bij andere, minder grote banken hun geld eveneens terug. Om een kettingreactie van bank-runs te voorkomen hebben de autoriteiten besloten om ook onverzekerde deposito’s bij SVB te garanderen. Dat creëert uiteraard een ‘moral hazard’ probleem want waarom zou je dan nog betalen om een deposito te verzekeren? Maar nood breekt wet.

Vergelijking met 2008 gaat mank

De vergelijkingen met de crisis die in 2008 begon zijn niet van de lucht. Afgelopen vrijdag schreef Jasper Lukkezen een gloedvol betoog in Het Financieele Dagblad. Hij fulmineerde tegen het feit dat er nu toch weer belastinggeld wordt gebruikt om een failliete bank te redden. De graaiende bankiers en vermogende klanten van de banken spinnen er garen bij, meent hij.

Ik denk dat Lukkezen de plank misslaat. Ten eerste draait niet de Amerikaanse overheid, en dus de belastingbetaler, maar de FDIC op voor de kosten van het garanderen van alle deposito’s. De FDIC wentelt die kosten af op alle aangesloten banken. Ten tweede is een groot verschil met de reddingsoperaties in 2008 en de jaren erna dat alle bestuurders van SVB direct zijn ontslagen. En in tegenstelling tot toen zijn de obligatiehouders en zeker de aandeelhouders zeer waarschijnlijk al hun geld kwijt.

Wel rest de vraag of je überhaupt zo’n operatie moet doen. Refererend aan houders van grote, onverzekerde deposito’s bij SVB eindigt Lukkezen zijn betoog met: “Want wie kiest voor rendement, moet ook op de blaren zitten als het fout gaat”. Daar valt geen speld tussen te krijgen. Toch is de kous daarmee niet af.

We hebben een banksysteem dat zich kenmerkt door ‘fractional reserve banking’, waarbij banken slechts tegenover een deel van hun direct opeisbare verplichtingen liquiditeiten aanhouden. Onder normale omstandigheden vragen immers niet alle depositohouders hun direct opeisbare tegoeden elke dag op. Dit systeem geeft de economie een flinke dosis dynamiek.

Het is daarmee wel gebaseerd op het vertrouwen van depositohouders dat ze hun geld kunnen krijgen wanneer ze dat willen. De depositohouders baseren dat vertrouwen op de regelgeving, het toezicht, de buffers etc.

Financiële stabiliteit is een publiek goed

Toch kunnen zich situaties voordoen waarin het vertrouwen plotseling wegvalt en iedereen zijn geld van de bank wil halen. Dan is er een probleem, want daarvoor is de liquiditeit van de bank ontoereikend, zoals bij SVB. Wanneer dit tot een enkele bank beperkt blijft is het vervelend, maar geen groot economisch of maatschappelijk probleem. Echter, wanneer de paniek overslaat naar depositohouders van andere banken kan financiële instabiliteit ontstaan. Banken die in principe gezond zijn dreigen ten onder te gaan. Massale opvragingen trekken immers de meest gezonde bank omver. Dat brengt onnodige schade toe aan de economie.  

In 2008 hebben we gezien wat er dan gebeurt. Financiële stromen komen tot stilstand en dat heeft direct grote gevolgen voor de reële economie, zeg maar voor ons dagelijks leven. Financiële stromen vormen de keerzijde van alle goederen- en dienstenstromen. Als de geldstromen stoppen, stoppen ook de stromen van goederen en diensten. De economische bedrijvigheid zakt dan in. In ons land steeg de werkloosheid destijds van ca 3,5% naar 5%. Bedenk daarbij dat het nog vele malen heftiger geworden was als de autoriteiten er niet in waren geslaagd de financiële stabiliteit na enige tijd weer te herstellen, ook al deden ze dat met maatregelen die nu nog steeds bekritiseerd worden.

De overheid is uiteindelijk de enige instantie die een fundament kan leggen voor het nodige vertrouwen, zij is de ‘supplier of last resort’ wat betreft vertrouwen. Anders gezegd, financiële stabiliteit is een publiek goed. Je moet het zoveel mogelijk voorkomen, maar wanneer financiële instabiliteit dreigt, is het verdedigbaar dat belastinggeld, net zoals bij andere publieke goederen wordt gebruikt om de stabiliteit te handhaven. Dat laat onverlet dat degenen die direct voor een financieel debacle verantwoordelijk zijn er niet zonder kleerscheuren vanaf mogen komen. In het geval van SVB, waar niet eens overheidsgeld is gebruikt, zeg ik toch vol overtuiging tegen de autoriteiten: “uitstekend gedaan!”