Diner met het FD – nabrander (2): Wat weet ik nou van klimaat?

Afgelopen zaterdag werd ik in het FD geportretteerd in ‘Diner met het FD’. Op mijn van de consensus afwijkende uitspraken over duurzaamheid en klimaat heb ik commentaar gekregen dat het artikel weinig tot geen onderbouwing verschafte. Eerder deze week schreef ik een toelichting op mijn mening over ‘duurzaamheid’. Het onderstaande is een toelichting op mijn mening dat klimaatpaniek misplaatst is.

Ik raakte jaren geleden geïnteresseerd in klimaat en besloot mij breed te informeren. Ik wilde kennisnemen van uiteenlopende meningen. In mijn zoektocht merkte ik al snel dat het hele debat zwaar gepolitiseerd is. Er is een heersend narratief. Je kunt stellen dat de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) het heersende narratief verwoorden. Maar er zijn ook wetenschappers die dat narratief ‘challengen’. Over de discussie tussen wetenschappers met uiteenlopende meningen verbaas ik mij al jaren.

Het klimaat is zonder twijfel heel complex en je zou verwachten dat er een gezonde discussie onder wetenschappers plaatsvindt waarbij afwijkende visies welkom zijn om het heersende narratief al dan niet te falsificeren. Dat is immers het normale wetenschappelijke proces. Van zo’n normaal wetenschappelijk proces lijkt op het gebied van klimaat echter geen sprake. Wetenschappers (en andere deskundigen) die afwijkende meningen zijn toegedaan of op onderdelen kritisch reflecteren worden vaak zelfs tegengewerkt, tot ontslag aan toe. De info die tot ons, het brede publiek komt, is in mijn optiek en ervaring selectief, om niet te zeggen onthutsend ‘gebiased’. Tot mijn grote spijt moet ik zeggen dat de media daarin een opmerkelijke rol spelen.

Vaak wordt gezegd dat een overgrote meerderheid van relevante wetenschappers het heersende narratief onderschrijft en dat daarmee het pleit is beslecht. Dat eerste is op zich al discutabel, maar ook nauwelijks relevant. Het doet me denken aan een uitspraak die Einstein kennelijk deed toen hem werd gevraagd of hij zijn mening zou veranderen als een grote groep wetenschappers een andere mening zou zijn toegedaan dan de zijne. Hij antwoordde dat het grote aantal wetenschappers geen indruk op hem zou maken maar dat één enkel A4-tje met een overtuigende redenering voor hem genoeg zou zijn om zijn mening te herzien.

Je moet trouwens wel een beetje je best doen om kennis te nemen van afwijkende visies over klimaat. Maar gelukkig wordt er toch voldoende geschreven op een manier die voor mensen als ik begrijpelijk is.

Ik ben geen klimaatwetenschapper. Vaak hoor ik dat ik er daarom mijn mond over moet houden. Dat wordt dan gezegd door mensen die er net zo weinig, of zelfs nog minder van weten dan ik. Zij baseren zich, moet ik aannemen, op wat ze meekrijgen uit de media. Zoals gezegd is mijn stellige indruk dat wat de media berichten op z’n zachtst gezegd selectief is.

Wat staat vast en wat is het heersende narratief?

Dat het klimaat verandert en dat het warmer wordt op aarde staat vast. Dat de CO2-concentratie in de atmosfeer sinds het begin van de industriële revolutie is toegenomen staat ook vast en dat dat volledig of bijna volledig door het verbranden van fossiele brandstoffen komt eveneens. Ook dat CO2 een broeikasgas is, staat vast en dat de concentratie ervan invloed heeft op de temperatuur op aarde en daarmee op het klimaat hoeven we, denk ik, ook niet in twijfel te trekken.

Het heersende narratief concludeert dat de opwarming en de verandering van het klimaat (nagenoeg) volledig door de mens worden veroorzaakt. Sinds ca. 1850 is de temperatuur op aarde ruim 1oC gestegen. De politiek heeft in het akkoord van Parijs besloten dat de stijging beperkt moet blijven tot 2oC, of liever nog tot 1,5oC. Als het ons niet lukt de temperatuurstijging t.o.v. 1850 te beperken tot 1,5-2oC dan staat ons volgens het heersende narratief een vreselijke wereld te wachten met een metershoge stijging van de zeespiegel, onleefbare temperaturen, afname van de voedselproductie, een forse toename van bosbranden en extreem weer etc. De enige oplossing volgens dit alarmistische narratief is om helemaal op te houden met het verbranden van fossiele brandstoffen teneinde de toename van de CO2-concentratie te stoppen.

Wat is minder duidelijk?

Na al mijn leeswerk van de afgelopen jaren is mijn conclusie dat allerminst vaststaat dat de klimaatverandering alleen maar wordt veroorzaakt door de toename van broeikasgassen in de atmosfeer, in weerwil tot wat het heersende narratief erover zegt. Hetzelfde geldt voor de te verwachten gevolgen en wat de beste beleidsreactie zou zijn.

Wat ik heb geleerd?

In mijn zoektocht naar hoe dit nu allemaal zit, kwam ik allerlei dingen te weten die ik niet zo precies wist en waarvan ik de indruk heb dat veel mensen het evenmin weten. Het meest fundamentele is dat CO2 geen vervuilende stof is maar een essentiële bouwsteen van het leven op aarde. In de geschiedenis van de aarde is de CO2 -concentratie vaker hoger geweest dan nu in plaats van lager. De correlatie met de temperatuur op aarde over de heel lange termijn is laag en de CO2 -concentratie lijkt historisch eerder achter te lopen bij de temperatuur dan omgekeerd, wat niet wil zeggen dat de stijging van de temperatuur nu niet door CO2 wordtveroorzaakt. Overigens is CO2 plantenvoedsel en de hogere concentratie heeft een sterkere plantengroei bevorderd wat gunstig is gebleken voor de voedselproductie. Waarnemingen van NASA (die organisatie zit stevig in het kamp van het heersende narratief) bevestigen dat de wereld ‘groener’ wordt, dat wil zeggen dat een groter deel van het aardoppervlak door planten wordt bedekt.

Het klimaat verandert bij voortduring, door de hele geschiedenis van de aarde heen, wat niet wil zeggen dat de mens geen rol speelt in de verandering die nu gaande is. Over de mate waarin klimaatverandering door de mens wordt veroorzaakt is het IPCC door de tijd niet consistent. Hier kan natuurlijk sprake zijn van voortschrijdend inzicht.

Het IPCC publiceert eens in de zoveel jaar grote overzichtsrapporten van de stand van de kennis van de klimaatwetenschap, Assessment Report (AR), geheten. Het laatste rapport, AR6, meent dat de opwarming en de klimaatverandering volledig op het conto te schrijven zijn van de mens. Eerder liet het IPCC ook ruimte voor andere invloeden. De huidige stellingname is nogal curieus omdat klimaatverandering van voor 1850 zeker niet aan de mens kan worden toegeschreven.

De IPCC-rapporten concentreren zich echter volledig op de menselijke invloed terwijl het voor de hand ligt dat ook natuurlijke invloeden een belangrijke rol spelen. Alle energie komt uiteindelijk van de zon en het staat vast dat de inkomende zonnestraling en de zonneactiviteit niet constant zijn. Het IPCC oordeelt echter dat de zonneactiviteit nu gelijk is aan die in 1850 en dat die dus geen rol speelt bij klimaatverandering, een omstreden stellingname.

Al heel lang weten we ook dat de aarde niet in een ronde baan om de zon draait en dat de aarde ‘wiebelt’. Ook dat heeft invloed op het klimaat maar volgens het IPCC gaan die processen te langzaam om de huidige veranderingen te kunnen verklaren. Ook op dit punt verschillen wetenschappers van mening.

Verder is CO2 niet het enige broeikasgas. Sterker nog, waterdamp is het meest voorkomende broeikasgas. De kennis van de invloed van de hiermee samenhangende wolken is nog altijd beperkt. Bij het IPCC dragen veranderingen in waterdamp en wolken bij aan extra opwarming bovenop het directe stralingseffect van CO2. Het zijn positieve feedbacks zoals het IPCC dat noemt. Dit is een omstreden stellingname. In de natuurkunde zijn feedbacks bijna altijd negatief en er zijn gerespecteerde wetenschappers die menen dat ook wolken een negatieve feedback leveren.

Dat vulkaanuitbarstingen jarenlang invloed kunnen hebben op het weer is bekend. Er zijn, naar ik begrijp, duizenden vulkanen onder de zee- en oceaanbodem. Van hun activiteit en invloed op de temperatuur van het oceaanwater weten we weinig en het IPCC besteedt er weinig tot geen aandacht aan.

Geen eensgezindheid over historische reeksen

Je zou denken dat wetenschappers het in ieder geval eens zijn over de temperaturen in het verleden. Dat is niet zo. Berucht in mijn optiek is de discussie rond de zogenaamde ‘hockeystick’. Die hockeystick is een grafiek van de temperatuur van de laatste 2000 jaar. Volgens de grafiek is de temperatuur op aarde eeuwenlang per saldo nauwelijks veranderd maar is sinds 1850 sprake van een stijging en sinds ca. 1950 zelfs van een opmerkelijke stijging. Uiteraard ontleent het heersende narratief aan die grafiek de nodige geloofwaardigheid.

De hockeystick is echter omstreden. Diverse wetenschappers hebben laten zien dat de gebruikte methoden om temperaturen te reconstrueren met betrekking tot dat deel van het verleden waarover we geen metingen met thermometers hebben ondeugdelijk zijn. De hockeystick is ook niet consistent met simpele historische waarnemingen. In de Middeleeuwen vestigden Vikingen zich immers op Groenland waar ze de landbouw bedreven en het eiland zijn naam gaven. Het moet er toen warmer zijn geweest dan nu. Van later tijd kennen we schilderijen van Hollandse meesters met wintertaferelen. Bekend van die tijd is ook dat de Thames in Engeland jaarlijks maandenlang bevroor. In de vakliteratuur zijn die periodes bekend als de Medieval Warm Period en de Little Ice Age. Ze zijn uitgebreid in de literatuur gedocumenteerd. Maar in de hockeystick zie je ze niet terug.

In het verleden kwam de hockeystick prominent voor in de rapporten van het IPCC, maar toen de grafiek in diskrediet was geraakt verdween deze. In AR6 is de hockeystick echter weer terug.

Ook in ons land is er discussie over historische temperatuurreeksen. Het KNMI heeft de historische reeks in 2016 gecorrigeerd. In de vaktaal heet het ‘gehomogeniseerd’. Daarvoor kunnen goede redenen zijn. Als de omstandigheden van meethutten veranderen, kan dat invloed hebben op de metingen en dan is homogenisatie, het aanpassen van de historische cijfers, te rechtvaardigen al is zo’n aanpassing vanzelfsprekend met onzekerheden omgeven. Het gevolg van de aanpassing van de historische reeks door het KNMI is geweest dat extreem hoge temperaturen over de periode 1901-1951 zijn verlaagd en een aanzienlijk aantal hittegolven uit die periode uit de boeken is verdwenen. De nieuwe reeks laat dus plots een toename van het aantal hittegolven zien na 1950 (die in de oude reeks niet zichtbaar was) en past veel beter bij het narratief van opwarming dan de oorspronkelijke reeks. Een groep critici betoogt dat de homogenisatie op basis van ondeugdelijke methoden is geschied. Zij hebben erover in de (peer-reviewed) vakliteratuur gepubliceerd. Een uiteindelijke reactie van het KNMI laat nog op zich wachten. De media hebben geen interesse getoond voor deze mijns inziens best relevante discussie.

Zeespiegelstijging

Een enigszins vergelijkbare discussie vindt momenteel plaats over de zeespiegelstijging voor onze kust. Er zijn langs onze kust diverse getijdestations die al lang de zeespiegel meten, van Vlissingen tot Delfzijl. Veelal wordt uit al die metingen een reeks vanaf 1890 tot het heden geconstrueerd. Over die hele periode is sprake van een stijging van de zeespiegel met iets minder dan 2mm per jaar. Die stijging is door de tijd opvallend constant. Dat wil niet zeggen dat de voorspelde versnelling van de zeespiegelstijging zich niet voor zal doen, maar tot nog toe is er in de Nederlandse cijfers niets van te zien.

Vorig jaar verscheen een rapport van Delftse onderzoekers die de historische reeks hebben bewerkt en concluderen dat er wel degelijk sprake zou zijn van een versnelling van de zeespiegelstijging. Die versnelling zou in het eerste deel van de jaren ‘90 zijn ingezet. De media hebben er de nodige aandacht aan besteed. Mijn kennis terzake en van de gebruikte statistiek schieten te kort om te kunnen beoordelen of de door de Delftenaren gebruikte methode elke toets van kritiek kan doorstaan. Als ik het goed begrijp is een belangrijk element in het Delftse rapport dat een verandering van de gemiddelde windrichting de daadwerkelijke zeespiegel langs onze kust heeft gedrukt. De Delftenaren corrigeren de historische reeks daarvoor. Andere deskundigen hebben de gebezigde benadering beoordeeld en ondeugdelijk bevonden. Dat hebben de media dan weer niet opgepikt.

Zeer onlangs hebben medewerkers van het KNMI een vergelijkbaar rapport gepubliceerd. Zij concluderen dat de versnelling van de zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust al in de jaren zestig is begonnen. Voor de goede orde, uit de oorspronkelijke dataset blijkt geen versnelling. De deskundigen die zich over het Delftse rapport hebben gebogen, zullen ongetwijfeld ook commentaar geven op het KNMI-rapport.

Overigens is de door de Delftenaren en de KNMI-ers geconstateerde versnelling van de zeespiegelstijging tot nog toe beperkt. De Delftenaren menen dat de zeespiegel vóór de jaren ‘90 met ca 1 mm per jaar steeg en sindsdien met 2,7 mm per jaar. Volgens het KNMI-onderzoek was het 1,7 mm per jaar in 1900-1919, 1,5 mm per jaar in 1940-1960 en 2,9 mm per jaar in 2000-2019. In het door het KNMI geconstateerde huidige tempo zou de zeespiegel tot aan 2100 nog met 22cm stijgen. Er is dus een wel heel forse verdere versnelling nodig om tot de door sommigen voorspelde ‘tot enkele meters in 2100’ (Milieudefensie) te komen.

Kleine ijstijd,  ‘running too hot’ en gevoeligheid

In de klimaatdiscussie staat het begin van de industriële revolutie centraal omdat het verbranden van fossiele brandstoffen dan een vlucht neemt. Het begin van de industriële revolutie valt min of meer samen met het einde van de Little Ice Age. Die ‘kleine ijstijd’ duurde grofweg van 1300-1850. Oogsten mislukten en hongersnoden waren schering en inslag. Dat het sindsdien warmer is geworden is geen overbodige luxe.

Klimaatwetenschappers voorspellen de temperatuur al enkele decennia met hun modellen. Verreweg de meeste van die modellen hebben de stijging van de temperatuur tot nog toe overschat. De critici spreken van ‘the models are running too hot’, maar in de media hoor je er heel weinig over.

Als je iets wilt zeggen over toekomstige temperatuurstijging en ervan uitgaat dat die afhankelijk is van de CO2 -concentratie moet je eerst een projectie maken van de toekomstige CO2-uitstoot en die vervolgens vertalen in temperatuurstijging. Daarvoor moet je een schatting maken van hoe gevoelig de temperatuur is voor een verandering van de CO2 -concentratie. Daarover bestaat onder wetenschappers bepaald geen eensgezindheid. Ook de schattingen van het IPCC zelf variëren door de tijd. Die gevoeligheid wordt overigens gemeten in termen van een verdubbeling van de CO2 -concentratie. Dat is natuurlijk interessant omdat het sowieso impliceert dat de temperatuurstijging als gevolg van een hogere CO2 -concentratie afneemt naarmate de CO2 -concentratie hoger is.

Scenario’s

In de IPCC-rapporten worden diverse scenario’s onderscheiden. Dat is natuurlijk logisch want de toekomst is onzeker en er wordt ver vooruit gekeken. Het meest extreme scenario, dat in eerdere IPCC-rapporten RCP8.5 werd genoemd, maar in AR6 SSP5-8.5 heet, voorziet een temperatuurstijging van ruim 5oC in 2100. De voorspellingen voor wat de gevolgen zijn van zo’n temperatuurstijging liegen er niet om. Het goede nieuws van AR6 is dat de waarschijnlijkheid van dit scenario is verlaagd tot onwaarschijnlijk. Desondanks baseren veel beschouwingen over wat ons te wachten staat zich op dit scenario alsof dat het meest waarschijnlijke is. De media nemen zulke beschouwingen steevast kritiekloos over.

Met grote regelmaat melden de media over weerrecords en fenomenen die met extreem weer samenhangen. Doorgaans worden ze gepresenteerd als bevestiging van door de mens veroorzaakte klimaatverandering. Ik verbaas me er regelmatig over. Natuurlijk zal ik de ernst van de overstromingen in Limburg en omstreken van ruim twee jaar geleden niet bagatelliseren. Maar een geval van extreem weer kan niet zonder meer aan klimaatverandering worden toegeschreven. Extreem weer is van alle tijden. Alleen een duidelijke toename van het aantal gevallen of de intensiteit van extreem weer kan erop wijzen dat het een gevolg is van klimaatverandering.

De gebruikte modellen voorspellen een toename van extreem weer en de meeste mensen die ik ken, zijn ervan overtuigd dat extreem weer nu al vaker voorkomt. Er zijn diverse soorten van extreem weer en gerelateerde fenomenen te onderscheiden. In AR6 schrijft het IPCC zelf dat in de meeste gevallen (nog) geen toename kan worden gedetecteerd. Het IPCC bevestigt de perceptie die veel mensen kennelijk hebben dus niet.

Al jaren volg ik het werk van Roger Pielke jr., een expert bij uitstek als het gaat om extreem weer. Hij laat voor diverse vormen van extreem weer op overtuigende wijze zien dat de bewering dat het vaker voorkomt moeilijk verdedigbaar is. Zo is, in tegenstelling tot wat veel mensen kennelijk veronderstellen het aantal orkanen en het aantal zware orkanen in de VS in de afgelopen 100 jaar in ieder geval niet toegenomen. Er lijkt eerder sprake van een bescheiden afname. De media zijn er niet in geïnteresseerd.

Bosbranden, Groenland’s ijs, ijsberen en de Great Barrier Reef

Vaak wordt gerapporteerd over toenemende bosbranden, vooral in Californië, Australië en Zuid-Europa. Van die discussie begrijp ik twee zaken. Ten eerste is de oppervlakte die jaarlijks door brand wereldwijd wordt geteisterd de laatste 100 jaar fors afgenomen en niet toegenomen wat veel mensen kennelijk denken. Ik moet zeggen dat ik dan ook weer lees dat dat mede komt doordat de omvang van savannes in Afrika afneemt waardoor er ook minder te verbranden is. Verder lees ik zowel Australische als Amerikaanse beschouwingen waarin wordt betoogd dat veel grote bosbranden in de hand worden gewerkt door het soort bosbeheer. Tegenwoordig zou veel dor en dood hout niet meer uit bossen in Californië en Australië worden geruimd. Als er dan brand uitbreekt fungeert dat hout als brandstof. De ergste bosbranden zouden zich voordoen in door de overheid beheerde bossen. In private bossen zou het dorre en dode hout wel worden opgeruimd met als gevolg dat er minder en minder grote branden zijn. Ook worden in private bossen kennelijk vaker bosloze oppervlakten gecreëerd door gecontroleerde branden zodat een brand zich niet zo makkelijk over een groot gebied verspreidt.

Helemaal verrast ben ik wanneer de media melding maken van bijzondere gebeurtenissen bij zaken die ik regelmatig volg. Voor de zeespiegelstijging is het ijs op Groenland van belang. Daar ligt zo veel ijs dat de zeespiegel wereldwijd zo’n zes meter zou stijgen als al dat ijs en sneeuw zou smelten, naar ik begrijp. De Deense KNMI rapporteert dagelijks over de toename of afname van het ijs op Groenland. Het zal zo’n twee jaar geleden zijn dat de NOS plots melding maakte van een grote en alarmerende afname van de ijsmassa. Ik was verbaasd want ik had er kort daarvoor nog naar gekeken. Toen ik naar de gegevens van het Deense KNMI ging, zag ik dat zich inderdaad op een enkele dag een ongebruikelijk stevige afname van het ijs had voorgedaan maar dat er ook dagen waren met ongebruikelijk sterke toename. Daarover meldde de NOS dan weer niets.

Vergelijkbare ervaringen heb ik met bijvoorbeeld ijsberen en ook met de Great Barrier Reef. De zielige in zijn bestaan bedreigde ijsbeer heeft lang een iconische betekenis gehad voor de schadelijke gevolgen van door de mens veroorzaakte klimaatverandering. Nu blijkt echter dat het juist goed gaat met ijsberen. De populatie groeit. De media zwijgen erover.

Bekend zijn ook de verhalen dat het koraal van de Great Barrier Reef ten dode zou zijn opgeschreven door klimaatverandering toen enkele jaren geleden delen van het koraal verbleekten, een verschijnsel dat bekend staat als ‘bleaching’. Een Australische hoogleraar, Peter Ridd, vocht dat alarmistische narratief aan en beweerde dat bleaching een natuurlijk proces is en dat er niets mis was met de vitaliteit van het koraal. Hij kwam in conflict met zijn werkgever, de James Cook University. Uiteindelijk werd hij ontslagen al betoogt de universiteit dat Ridd’s afwijkende visie op de staat van het koraal daarvoor niet de reden was en werd de universiteit door de hoogste rechter uiteindelijk in het gelijk gesteld. Hoe dit ook zij, nu blijkt dat het koraal zich herstelt van het bleaching proces en zich sterk ontwikkelt, zoals Ridd had voorspeld. De alarmverhalen over het koraal zijn wel regelmatig door onze media gerapporteerd, de positieve ontwikkelingen van nu niet.

Conclusie

Laat ik herhalen dat ik geen klimaatwetenschapper of klimaatdeskundige ben. Wel heb ik mij de laatste jaren in de materie verdiept en heb ik geprobeerd mij breed te informeren. Op mij komt de discussie over klimaat merkwaardig en eenzijdig over. Het lijkt erop dat een alarmistisch narratief sterk wordt gepusht. Van een normale wetenschappelijke discussie waarbij afwijkende meningen worden onderzocht en gewogen lijkt niet altijd sprake. Soms wordt wetenschappers met afwijkende analyses het leven gewoon moeilijk gemaakt. Bewerkingen van historische data lijken gebruikt te worden om het gewenste alarmistische narratief te ondersteunen.

De media rapporteren gretig en kritiekloos over alarmistische gebeurtenissen, plaatsen die zelden in het relevante perspectief en zijn zodoende een effectieve boodschapper van het alarmistische narratief.

De meest alarmistische voorspellingen zijn gebaseerd op de meest extreme scenario’s die zelfs in de ogen van het IPCC onwaarschijnlijk zijn en die op hun beurt op modellen zijn gebaseerd die de temperatuurstijging overschatten. Dat blijkt steevast uit een vergelijking van oudere prognoses met waargenomen temperaturen.

Daarom denk ik dat klimaatalarmisme misplaatst is. Je vraagt je af wat precies het motief is van mensen en instellingen die het alarmistische narratief pushen. Maar die zullen zich ook wel afvragen wat mijn motief is om hun alarmistische narratief te relativeren.

Zoals eerder gesteld, ik trek zeker niet in twijfel dat het klimaat verandert en evenmin dat ons dat voor uitdagingen kan en zal plaatsen. Omdat het mij bepaald niet zeker lijkt dat de stijging van de CO2-concentratie de enige of zelfs de hoofdoorzaak van de klimaatverandering is, lijkt het mij erg onverstandig om het klimaatbeleid volledig of grotendeels te richten op het beëindigen van de uitstoot van CO2. We weten immers niet of dat de voorspelde klimaatverandering in voldoende mate zal tegenhouden. Veel logischer is het om sterker in te zetten op adaptatie, dus op aanpassing aan veranderende omstandigheden.