Nederlandse inflatie slaat eigenzinnig andere richting in dan de rest van de wereld

  • Nederlandse inflatie daalt, in tegenstelling tot nagenoeg alle andere landen
  • Komt dat door ouderwets ‘Oost-Europees beleid’?
  • Nederlandse industriële ondernemers blijven optimistisch
  • Het NEVI-persbericht biedt enige hoop dat leveringsproblemen minder (kunnen) worden
  • In Duitsland is dat laatste zeker niet het geval, al is het fijn dat orders weer sterk toenemen
  • Forse banengroei VS; loonstijging versnelt

Terwijl de inflatie zo ongeveer overal in de wereld oploopt, daalt de onze juist. Tenminste, dat is zo als je naar de laatste cijfers kijkt. In de VS is de inflatie opgelopen tot boven 5%. In de eurozone als geheel is de inflatie opgelopen van 0,9% in januari tot 2,2% in juli, maar bij ons is de inflatie sinds januari juist wat gedaald: van 1,6% tot 1,4% in juli. Ik moet eraan toevoegen dat de inflatie vorig jaar volatiel was van maand tot maand. En in de laatste vijf maanden van 2020 daalden de prijzen bij ons met 0,8%. Dat gaat nu ongetwijfeld niet weer gebeuren. Het lijkt derhalve een veilige conclusie dat onze inflatie de komende maanden weer gaat oplopen. En dat de inflatie in juli terugviel van 2,0% naar 1,4% kwam niet doordat de prijzen in absolute zin daalden, maar de stijging was minder dan de 1,1% maand-op-maand stijging in juli vorig jaar.

Bron: Refinitiv Datastream

Hoe dit ook zij, de vraag is wel waarom onze inflatie zich tegengesteld ontwikkelt aan die elders. Volgens het CBS was een belangrijke verklaring voor de terugval van het inflatiecijfer dat woninghuren nog slechts 0,8% hoger waren dan een jaar eerder terwijl dat in juni nog 2,9% was geweest. Dat heeft alles te maken met het verbod op huurstijgingen op gereguleerde huren. En zelfs de stijging van de huren in de vrije sector zijn momenteel gereguleerd in die zin dat de stijging drie jaar lang niet meer mag zijn dan het inflatietempo plus 1%.

Nu geloof ik in de meestal heilzame werking van marktkrachten en ben ik ervan overtuigd dat overheidsingrijpen in het prijsproces meestal meer kwaad doet dan goed, al is het soms onvermijdelijk. Dus toen ik het commentaar van het CBS las, moest ik direct denken aan Oost-Europese toestanden van voor 1989. Natuurlijk, met maximumprijzen kun je de inflatie in toom houden. Maar de simpele prijstheorie laat zien wat er gebeurt als een maximumprijs wordt vastgesteld die onder de evenwichtsprijs ligt waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn. Bij die prijs overtreft de vraag het aanbod en ontstaan tekorten en wachtrijen. Dat beschrijft heel aardig de situatie op onze woningmarkt…

Overigens is ook interessant dat de inflatie juist wat omhoog werd gedreven door de elektriciteitsprijzen die in juli 15,8% hoger waren dan een jaar eerder, tegen +6,3% in juni. Ik heb hier niet verder in detail naar gezocht maar ik vermoed dat dit een prijs is die we moeten betalen voor de energietransitie al ligt een deel van de hogere prijzen mogelijk aan de gestegen internationale energieprijzen. Ook weer een voorbeeld van dat onze overheid soms een belangrijke rol speelt in de inflatiestatistieken…

Waar de overheid minder mee te maken heeft, zijn de prijzen voor vakanties. Volgens de CBS-cijfers was een verblijf in een bungalowpark in juli 6,3% goedkoper dan in juli 2020, tegen +3,7% in juni. Ik ben geen ervaringsdeskundige, maar ik vermoed dat het te maken heeft met het feit dat dit jaar meer mensen naar het buitenland op vakantie gaan dan vorig jaar.

Nederlands ondernemersvertrouwen blijft sterk

Het Nederlandse producentenvertrouwen in de industrie is volgens de index van IHS Markit/NEVI in juli voor de tweede maand achtereen iets gedaald: 67,4 tegen 68,8 in juni en 69,4 in mei. Het lange-termijn gemiddelde van deze reeks (gaat terug tot 2000) ligt bij 52 en de waarde voor juli was de op twee na hoogste.

Bron: IHS Markit; NEVI

De grote vraag voor de industrie is in hoeverre leveringsproblemen van grondstoffen en halffabricaten de productie belemmeren. Volgens het persbericht van de NEVI leiden de leveringsproblemen nog steeds tot verdergaande prijsstijgingen. Toch biedt het persbericht wel enige hoop dat zich wat verbeteringen aandienen. Er staat: “Supply chain delays remained severe, despite some evidence of reduced pressure compared with the second quarter.” Eerlijk gezegd vind ik dat een tikkeltje cryptisch, maar een kinderhand is snel gevuld. We snakken naar normalisering op dit vlak. Verderop zegt het persbericht ook nog: “…the extent of delays was less severe than those registered during the second quarter. Manufacturers continued to build safety stocks to guard against disruption to output, and remained strongly confident of higher production over the next 12 months.”

Leveringsproblemen in Duitsland nemen verder toe

In Duitsland lijken de problemen eerder erger te worden. Industriële orders namen in juni met 4,1% toe na in mei nog met 3,7% te zijn gedaald. Ik vreesde toen dat de daling een teken was dat klanten wellicht ontmoedigd raakten door de leveringsproblemen en daarom geen orders meer plaatsten. Die vrees bleek, vooralsnog, onterecht. In tegenstelling tot het volume van de orders daalde de productie in juni voor de derde maand op rij: -1,3% maand-op-maand, terwijl ook het cijfer voor mei nog een half procent neerwaarts werd herzien. De grafiek hier onder laat zien hoezeer orders en productie inmiddels uiteenlopen. Het gat is nu opgelopen tot ruim 20%. Dat moet betekenen dat zich een vloedgolf productie zal manifesteren wanneer de leveringsproblemen ten einde zijn. Dat kan echter nog wel even duren.

Bron: Refinitiv Datastream

Een vergelijking van het niveau van orders en productie met een jaar geleden is niet zo zinvol doordat de ineenstorting van de bedrijvigheid vorig jaar heel forse basiseffecten veroorzaakt. In de volgende grafiek laat ik daarom een vergelijking zien van het niveau van orders en productie met 24 maanden eerder. Het volume van de orders zit inmiddels meer dan 12% in de plus, een meer dan gezonde toename over zo’n periode, terwijl de productie nog ruim 7% in de min zit. Dat laatste is natuurlijk ronduit slecht. Het geeft echter ook de potentie weer voor een zeer krachtig herstel.

Koreaanse handelscijfers geven hoop

Dat het misschien toch wel beter gaat met de logistiek in de wereld blijkt uit Koreaanse handelscijfers. Koreaanse statistici zijn er altijd als de kippen bij en hebben reeds export- en importcijfers over juli gerapporteerd, al voegen ze er wel aan toe dat de cijfers voorlopig zijn. Ook hier spelen basiseffecten ons parten. In de jaar-op-jaar vergelijking worden heel forse plussen geboekt. Maar ook wanneer de cijfers worden vergeleken met die uit 2019 blijken ze sterk. De export van Korea was in juli 20,5% hoger dan in juli 2019 en de import zelfs 22,2%. Ik moet wel zeggen dat het hier om nominale cijfers gaat. Hoe de prijzen zich in juli hebben ontwikkeld is nog niet bekend. In juni lagen exportprijzen ruim 6% hoger dan twee jaar eerder en importprijzen ruim 14%.

Werkgelegenheid VS neemt fors toe nadat veel staten uitkeringen korten

In juli nam de werkgelegenheid in de VS toe met 943.000 banen. Dat is veel. Het was de grootste maandelijkse toename sinds augustus vorig jaar. De cijfers over de twee voorafgaande maanden werden bovendien samen met 119.000 naar boven bijgesteld. Het werkloosheidspercentage daalde van 5,9% in juni tot 5,4%. In april leek het herstel van de arbeidsmarkt te stokken, maar inmiddels kan er geen twijfel meer over bestaan, het herstel zet zeer krachtig door.

Er is in de VS de laatste maanden nogal wat discussie geweest over de werkloosheidsuitkeringen. Om de nood van het leger werklozen te lenigen heeft de federale overheid vorig jaar een tijdelijke werkloosheidsuitkering ingesteld van USD 300 per week. Die kwam dan boven op de uitkering van de afzonderlijke staten. De regering Biden heeft de duur van die federale uitkering verlengd tot 6 september. De afgelopen maanden is er behoorlijke krapte op de arbeidsmarkt ontstaan en werd veelvuldig betoogd dat de hoge federale uitkeringen mensen ervan weerhielden om banen te zoeken. De regeringen van veel staten hebben daarom besloten dat werklozen in hun staat al eerder geen aanspraak meer konden maken op de federale uitkering dan 6 september. In juni werd die uitkering in 22 staten gestopt. In hoeverre dit heeft bijgedragen aan de sterke banengroei in juli is niet erg duidelijk, maar het lijkt er wel op. Die conclusie wordt ook wel ondersteund door het feit dat het aantal mensen dat langer dan een half jaar werkloos is, daalde met 560.000, een record voor deze reeks.

Cijfers suggereren dat loonstijging versnelt

Ook is er een discussie of de loonstijging versnelt of niet. De juli-cijfers lijken erop te duiden dat dit het geval is. De gemiddelde uurlonen stegen met 0,4% ten opzichte van juni en met 4,0% ten opzichte van een jaar eerder. Helaas is de ontwikkeling van de gemiddelde uurlonen soms moeilijk te interpreteren. Door de grote verschuivingen op de arbeidsmarkt lijden die cijfers aan een zogeheten samenstellingseffect. Toen de werkgelegenheid vorig jaar instortte, stegen de gemiddelde uurlonen heel sterk doordat het banenverlies geconcentreerd was in sectoren met relatief lage lonen. Met 380.000 van de 943.000 nieuwe banen in juli nam de ‘leisure and hospitality’ sector een belangrijk deel van de toename van de werkgelegenheid voor z’n rekening. Dat is een sector met relatief veel laag-betaalde banen. Doordat de banenwinst zich juist daar voordoet, zou je verwachten dat de stijging van de gemiddelde uurlonen wordt afgeremd. De cijfers bevestigen dat evenwel niet. Anderzijds zijn ze ook weer niet zo overtuigend dat de discussie onder economen hierover gesloten kan worden. Dat zou ook erg jammer zijn, toch?