Diner met het FD – nabrander (1): Wat heb ik in hemelsnaam tegen duurzaamheid?

Afgelopen zaterdag stond er een interview met mij in het FD van de hand van Mathijs Rotteveel in de rubriek ‘diner met het FD’. Hoewel allerlei uiteenlopende onderwerpen aan de orde kwamen, kreeg ik vooral reacties op mijn van de consensus afwijkende visies over duurzaamheid en klimaat.

In de meeste gevallen werd opgemerkt dat ik voor mijn afwijkende meningen nauwelijks of geen onderbouwing gaf. Dat klopt, maar daar ging het interview ook eigenlijk niet over en de ruimte in zo’n artikel is beperkt. Daarom geef ik hier graag een wat uitgebreidere toelichting. Het onderstaande gaat over duurzaamheid. Binnen een paar dagen hoop ik ook een toelichting te schrijven over de opmerkingen die ik in het interview maakte over klimaat.

Overigens moet mij van het hart dat het interview zeer uiteenlopende reacties heeft opgeleverd. Veel instemmende reacties, maar ook veel afkeuring. Wat daarbij opvalt, is de explosie van negatieve emoties onder de afkeurende reacties op sociale media. Je weet dat dat kan gebeuren, maar het zal nooit wennen om emmers bagger over je heen te krijgen en volledig door het slijk gehaald te worden. Als je over een onderwerp iets zegt dat mensen niet zint, deug je direct ook op andere gebieden niet. Eén twitteraar vond mij een heel slechte econoom maar voegde daaraan toe “ik ben geen econoom maar ik oordeel lekker wel”. Zo’n stukje zelfreflectie kan ik dan weer wel waarderen. Kennelijk loopt deze persoon rond met een overvloed aan gevoelens van minachting en moet hij die ergens kwijt.

Natuurlijk ben ik voorstander van duurzaamheid – wie niet?

Laat ik vooropstellen dat ik uiteraard voor een rechtvaardige en duurzame wereld ben. Ik ben 66, heb vier kinderen en drie kleinkinderen. Natuurlijk wil ik de wereld minstens zo mooi achterlaten als ik hem bij mijn geboorte vond. Op veel fronten gaat dat ongetwijfeld lukken. Mijn eerste ‘thuis’ was een twee-kamerwoning zonder badkamer waar we na de geboorte van mijn jongere broer met vijf personen woonden. Waar tref je dat nog aan? We waren er trouwens erg gelukkig. De levensverwachting is nu fors hoger dan in 1957. De armoede in de wereld is zeer fors verminderd. Veel meer kinderen gaan naar school en krijgen de kans iets van hun leven te maken. Veel ziektes zijn verdwenen of sterk gereduceerd. De materiële levensstandaard is overal veel hoger dan in mijn geboortejaar. En hoewel je het misschien niet direct zou denken, de luchtkwaliteit in ons land en de waterkwaliteit in onze rivieren zijn de laatste decennia sterk verbeterd. Helaas zijn er ook nog genoeg terreinen waarop het beter kan.

Wie duurzaam wil zijn, moet eerst bepalen wat dat precies is. Ik erger mij mateloos wanneer mensen zich die vraag niet eens lijken te stellen. Het is bepaald niet zo alsof er een heldere, voor iedereen duidelijke en voor iedereen geldende scheidslijn is tussen wat duurzaam is en wat niet. En zo rennen hordes mensen ergens achteraan wanneer er een plakkertje duurzaam op zit.

Hoe ingewikkeld het kan zijn om te beoordelen wat duurzaam precies is, blijkt wel uit de discussies op EU-niveau of biomassa, aardgas en kernenergie duurzaam zijn.

Niet zelden moeten bij de beoordeling of iets duurzaam is of niet subjectieve oordelen worden geveld. Je ziet dan dat sommigen hun mening proberen te presenteren als objectieve waarheid. Ook dat irriteert mij.

Vaak gaat het zelfs om een moreel oordeel. Daar heb ik op zich geen enkele moeite mee. Maar zoiets is heel persoonlijk. Als mijn dierbaren mij aanspreken op mijn morele kompas is dat prima. Zoiets past bij de persoonlijke relaties die we hebben. Ik krijg het echter nogal benauwd als anderen mij hun morele kompas willen opdringen en mij moreel de maat nemen. Wie denkt een bank of een pensioenfonds wel dat ze zijn om mij een moreel kompas op te leggen en de maat te nemen?

Democratie per steekproef

Pensioenfondsen houden bij het inrichten van duurzaamheidsbeleid vaak nog wel een enquête onder de leden. Dan wordt democratisch (nou ja, democratisch, het gaat doorgaans om een steekproef) vastgesteld wat er moet gebeuren of wat juist niet met de beleggingen. Dat lijkt niet onredelijk, maar is dat wel. Ik heb zo’n enquête een keer ingevuld. Je moet echt een enorme hork zijn als er niet uitkomt dat je voor een stevig duurzaamheidsbeleid bent.

Ik ben verplicht deelnemer in een pensioenfonds, het is mijn geld. Waarom mag een meerderheid bepalen dat mijn geld niet mag worden geïnvesteerd in bedrijven die activiteiten ondernemen die volledig legaal zijn? Er wordt toch ook niet met meerderheid van stemmen (en dan ook nog eens alleen maar onder een steekproef) bepaald hoe de leden van een pensioenfonds moeten leven? Of is dat ons toekomstperspectief?

Het kan zijn dat ik het heb gemist en misschien gaat het nog wel komen. Maar als het bestuur van mijn pensioenfonds bepaalt dat mijn geld niet in bepaalde bedrijven mag worden belegd, dan verwacht ik op z’n minst een rapportage over wat dat heeft gescheeld aan beleggingsrendement en wat de wereld ermee is opgeschoten.

Wie duurzaam wil beleggen baseert het beleid vaak op ratings zoals die door een derde partij worden opgesteld. Dan lijkt het objectief, maar het verschuift het probleem alleen maar naar die derde partij. Die baseert zich dan vaak weer op regels, afspraken of doelstellingen zoals de VN Sustainable Development Goals (SDGs). Zelfs dan is er in mijn optiek veel ruimte voor persoonlijke interpretatie. Er zijn veel beleggers die uit hoofde van duurzaamheid op basis van deze SDG’s direct afscheid willen nemen van fossiele brandstoffen en ook van de productie en het gebruik van kunstmest. Maar de wereld kan niet op korte termijn draaien zonder fossiel. En zonder kunstmest zou een groot deel van de wereldbevolking hongerlijden. Dergelijk beleid lijkt mij derhalve direct in tegenspraak tot het eerste en het tweede SDG: ‘no poverty’, respectievelijk ‘no hunger’.  

Wapens: een noodzakelijk kwaad

Zo zijn er legio inconsistenties tussen hoe duurzaam beleggen wordt ingevuld en hoe mensen feitelijk leven en wat ze van het leven verwachten. Veel beleggers sluiten belangen in wapenproducenten uit, maar ze verwachten wel dat onze militairen onze vrijheid beschermen en deelnemen aan vredesmissies. Van alle bedrijven die op de uitsluitingenlijsten van pensioenfondsen staan, dankt het grootste aantal die plaats aan hun betrokkenheid bij nucleaire wapens. Ik vind dat heel raar. Nederland is lid van de NAVO en sommige andere leden beschikken over nucleaire wapens. Natuurlijk ben ik geen voorstander van het gebruik van zulke wapens, maar feit is dat onze vrijheid ermee wordt beschermd. Het zal wel aan mij liggen, maar ik vind het hypocriet.

Een bedrijf dat vanwege betrokkenheid bij nucleaire wapens door zeer veel Nederlandse beleggers wordt uitgesloten is het Amerikaanse Raytheon. Toch waren we erg tevreden met onszelf toen we onze door Raytheon geproduceerde Patriot- en Stingerraketten aan Oekraïne beschikbaar konden stellen. Het zal wel aan mij liggen, maar ik vind het hypocriet.

Bedrijven die ook steevast op zulke lijstjes staan vanwege betrokkenheid bij nucleaire wapens zijn Boeing en Airbus. Toch ken ik niemand die niet in een toestel van die bedrijven stapt als er ver gereisd moet worden. Het zal wel aan mij liggen, maar ik vind het hypocriet.

Clustermunitie, fracking en alcohol

In tegenstelling tot producenten van nucleaire wapens is het bij wet verboden belangen te hebben in bedrijven die clustermunitie produceren. Het ethische bezwaar tegen clustermunitie is dat niet alle explosieven bij gebruik afgaan. In een gebied waar clustermunitie is gebruikt kunnen jaren later nog burgerslachtoffers vallen. Dat hier een dilemma is, blijkt uit het feit dat Oekraïne om zulke wapens heeft gevraagd. Ze willen die munitie inzetten op Oekraïens grondgebied. Het zou het Oekraïense leger helpen omdat ze numeriek in de minderheid zijn. Kennelijk weegt dat voor de leiders zwaarder dan de mogelijke, toekomstige slachtoffers onder de eigen burgerbevolking. Ik zeg niet dat clustermunitie dus toelaatbaar zou moeten zijn, maar het schetst wel een interessante ethische casus.

Een heel ander voorbeeld is ‘fracking’ bij de winning van aardgas. In Europa zijn we daarop tegen en in de meeste Europese landen wordt het niet toegepast. Sinds de aanvoer van Russisch gas verminderd en vervolgens zo goed als gestopt is, kopen we zoveel mogelijk LNG. Een hoop van dat LNG komt uit de VS en is gewonnen met ‘fracking’. Niemand maakt daar bezwaar tegen. Het zal wel aan mij liggen, maar ik vind dat hypocriet.

Nog een heel ander voorbeeld. Onlangs nam ik deel aan de beleggingsvergadering van een stichting met een nadrukkelijk ethisch stempel. Prima. Die stichting wil niet ‘beleggen in alcohol’. Ook prima. De stichting nodigt de externe leden van de beleggingscommissie eens per jaar uit voor een dinertje. De voorzitter en de medewerkers drinken dan vrolijk een borreltje of een biertje vooraf – de externen waaronder ik trouwens ook – en laten zich vervolgens voorstaan op hun vinologische expertise bij het kiezen van de wijn. Ik vind het prima, maar kijk daar dan toch met enige verbazing naar.

Meer stemrecht voor jongeren?

De CEO van een coöperatief bedrijf vertelde mij onlangs over een dilemma waarmee het bedrijf wordt geconfronteerd. Talentvolle jonge mensen willen alleen bij het bedrijf komen werken wanneer vol wordt ingezet op duurzaamheid. Maar voor de leden van de coöperatie gaat het duurzaamheidsbeleid te ver en te snel. Nu weet ik wel dat je kunt stellen dat jongeren de toekomst hebben. Sommigen stellen zelfs voor jongeren meer stemrecht te geven dan ouderen. In andere culturen worden ouderen juist gewaardeerd vanwege de wijsheid die ze in hun leven hebben vergaard. Bij ons holt de kwaliteit van het onderwijs achteruit, maar wordt kennelijk gedacht dat jongeren de wijsten zijn.

Ik ben jarenlang lid geweest van beleggingscommissies in de pensioensector en heb vaak deelgenomen aan discussies over duurzaamheidsbeleid. De houding van veel bestuursleden heeft mij regelmatig verbaasd en teleurgesteld. Velen zitten er passief bij. Ze lijken het duurzaamheidsbeleid te steunen omdat dat nu eenmaal moet. Doorgaans worden de te bespreken beleidsnotities geschreven door jonge ‘duurzaamheidsexperts’ uit de uitvoeringsorganisatie of het bestuursbureau. Kritische vragen heb ik bestuursleden zelden of nooit horen stellen. Mijn bezwaren en kanttekeningen vonden ze maar lastig.

De rol van activisten

De rol van activisten in duurzaamheid vind ik problematisch. Hou me ten goede, ik heb niets tegen activisten. Sterker nog, ze zijn belangrijk want ze stellen zaken aan de orde. Je moet daarom luisteren naar wat ze te zeggen hebben. Maar activisten zijn per definitie eenzijdig en zelden zullen ze tevreden zijn. Om beleid te maken en de samenleving in te richten moeten belangen tegen elkaar worden afgewogen. Dat zullen activisten per definitie nooit doen. Daarom moet je ze nooit de dienst laten uitmaken en moet je ook nooit je beleid louter baseren op wat activisten willen. In mijn optiek gebeurt dat echter wel heel veel. Uiteindelijk denk ik dat de wal het schip dan keert want veel mensen merken dat hun belangen ondergeschikt worden gemaakt aan wat de activisten willen. Het kan even duren, maar dat wordt uiteindelijk niet geaccepteerd.

De rol van het verdienmodel

Hoewel er vast bedrijven en instellingen zijn waarvan eigenaren en bestuurders oprecht participeren in de duurzaamheidbeweging zijn er ook veel die gewoon meeliften omdat ze er een verdienmodel in zien. Een dergelijke instelling irriteert mij mateloos. Als je die mensen wijst op inconsistenties en kritische vragen stelt, krijg je als reactie geen inhoudelijke discussie, maar eerder een stekelig doch dringend verzoek je bek te houden, want je loopt hun verdienmodel voor de voeten.

Niet alleen op de wereld

Soms bekruipt mij het gevoel dat wij in Europa en al helemaal in Nederland denken dat we een lichtend voorbeeld zijn voor de rest van de wereld. Wij zijn moreel superieur en iedereen zal ons uiteindelijk volgen. De werkelijkheid is anders. In Azië zet iedereen in op economische groei en volgt men met stijgende verbazing hoe we onszelf in Europa allerlei beperkingen opleggen.

In de VS is een anti-ESG beweging ontstaan. Hoe krachtig die zal zijn en wat die zal bereiken, valt te bezien. Maar het geeft te denken dat de verkoop van Bud Light, het bestverkochte bier in de VS, onlangs een fikse duikeling maakte nadat Budweiser een transgender influencer gebruikte om het bier aan te prijzen. Dat ging de bierdrinkende Amerikanen kennelijk te ver. Budweiser heeft de promotie terstond stopgezet. ‘So much for principles…’

Vorige week nog nam ik deel aan een beleggingsvergadering waar vertegenwoordigers van een Nederlandse grootbank hun duurzaamheidsbeleid toelichtten. Ze zeiden dat Europese aandelen in de portefeuille oververtegenwoordigd zouden zijn en Amerikaanse juist ondervertegenwoordigd omdat het zo moeilijk is om Amerikaanse bedrijven te vinden die aan de strenge duurzaamheidseisen voldoen. Zegt dat wat over Amerikaanse bedrijven of over de duurzaamheidseisen?