Dat is de titel van mijn meest recente column op BNR.nl. Hier is de link.
De column verscheen eerder op investmentofficer.nl. HIER.
De kosten van windenergie op de Noordzee zullen niet alleen veel hoger uitvallen dan verwacht, er zijn ook aanzienlijke, minder zichtbare kosten. Door voorop te lopen met de energietransitie dreigen we hoogwaardige economische bedrijvigheid te verliezen zonder dat het de CO2 uitstoot in de wereld vermindert.
Hier is de volledige tekst:
Het aansluiten van alle Noordzee windturbines op het hoogspanningsnet gaat voor de periode 2032-2057 EUR 40 mrd meer kosten dan de geraamde EUR 50 mrd. Dat is EUR 1,6 mrd per jaar en bijna een verdubbeling. Hopelijk blijft het daarbij. De verbruikers zullen de meerkosten moeten opbrengen.
Minister Jetten maakte vorige week ook bekend dat de problemen die we nu al hebben met betrekking tot elektriciteit nopen tot een soort rantsoenering. Met prijsprikkels zal worden gepoogd het verbruik beter op de productie te laten aansluiten, maar als dat onvoldoende lukt, zit er weinig anders op dan het regelmatig onderbreken van de levering aan sommige afnemers, in eerste instantie de bedrijven.
We elektrificeren kennelijk sneller dan verwacht en sneller dan de infrastructuur aankan. Martin Visser schreef in de Telegraaf dat de energietransitie blijkbaar slachtoffer van haar eigen succes dreigt te worden. Ik zou voor een kritischer perspectief kiezen. Voor wat met de elektriciteitsvoorziening dreigt te gebeuren, is al heel lang gewaarschuwd. Dat er te weinig met die waarschuwingen is gedaan, kan geen succes worden genoemd.
Waarom we naar duurzame energiebronnen overschakelen begrijp ik heel goed. Maar waarom Europa daarin voorop wil lopen, met Nederland in het allervoorste gelid, begrijp ik niet. En waarom wordt er geen enkele serieuze discussie gevoerd over de economische consequenties?
Onze welvaart is voor een belangrijk deel gebouwd op betrouwbare en goedkope energie, net zoals in vergelijkbare landen. Inmiddels zijn onze energieprijzen echter al aanzienlijk hoger dan elders in Europa en de rest van de wereld. De Europese gasprijs is bijna vijf keer zo hoog als in de VS. Duitse bedrijven betalen ook ruim vijf keer zo veel voor hun elektriciteit als Amerikaanse concurrenten. Dit blijft niet zonder gevolgen voor de concurrentieverhoudingen.
Toen de Europese gasprijs begon te stijgen in het laatste deel van 2021 ging dat ten koste van de productie van energie-intensieve industriële sectoren. Het uitbreken van de oorlog in Oekraïne zette de prijsstijging in de ‘overdrive’. De productie in de energie-intensieve industrie kreeg daarvan nóg een klap. Hoewel de gasprijs in Europa nu een stuk lager is dan op het hoogtepunt vorig jaar, ligt de productie in sectoren als de chemie, rubber en kunststof etc. nog altijd veel lager dan voor de prijsstijgingen. Het perspectief van rantsoenering zal voor veel bedrijven verder aanleiding zijn om na te denken over waar de productie en dus de investeringen plaats moeten vinden. ‘Niet bij ons’ lijkt mij een voor de hand liggende conclusie.
Natuurlijk kun je stellen dat we het er dan maar voor over moeten hebben. We willen een voorbeeldrol vervullen. Dat lijkt mij te kort door de bocht. De productie die hier verdwijnt gaat naar elders. Tot minder CO2-uitstoot in de wereld als geheel leidt het niet. Op onze economie heeft het echter wel een aanzienlijke invloed.
Voor onze collectieve welvaart is het gunstig als we veel werkgelegenheid hebben in sectoren met een hoge arbeidsproductiviteit. Die ligt in de industrie sowieso hoger dan in de dienstensector. Daarom is het verlies van industriële bedrijvigheid toch al te betreuren. Verlies van bedrijvigheid in energie-intensieve sectoren is extra kostbaar omdat de arbeidsproductiviteit daar nog veel hoger is dan in de industrie als geheel.
De economische prijs die wij gaan betalen voor onze ambitieuze energietransitie dreigt zeer hoog uit te vallen. Dan gaat het niet alleen om de EUR 40 mrd hogere kosten voor het aan land brengen van elektriciteit van de Noordzee. De minder zichtbare kosten bestaan uit het verlies van hoogwaardige economische bedrijvigheid dat wordt veroorzaakt door de veel hogere energiekosten dan elders.
Om de bestaanszekerheid van lagere inkomensgroepen te beschermen zullen economisch succesvolle activiteiten zwaarder worden belast. Zo is sprake van een ‘double whammy’: met de hoge energieprijzen maken we het niet alleen moeilijker om economische waarde te creëren, we verminderen ook de prikkel om die economische waarde te creëren. Dat kan niet goed aflopen.